Historie

De bakermat van het landbouwonderzoek in Nederland

Groot Hinkeloord is het voormalige onderzoekscomplex van de landbouwuniversiteit.

Het uniek gelegen park – op een steenworp afstand van de Wageningse binnenstad, halverwege de Berg, met uitzicht over de Rijn en de Betuwe – omvat de terreinen van Bosbouw, Plantenfysiologie, Microbiologie en Landmeetkunde. Aangrenzend ligt het arboretum van Plantenfysiologie. Ingenieuze proefbakken, een uitzonderlijke wortelkelder, veertig monumentale proefvakken en een fantastische collectie van bomen, heesters en planten maken een halve eeuw landbouwkundig onderzoek tastbaar.

Bollenkwekers op bezoek

Het begon rond 1920 toen de Landbouwhogeschool het buiten Hinkeloord overnam en er de eerste collectie bijzondere bomen plantte voor het onderwijs in de bosbouw. De aangrenzende terreinen werden ingericht voor onderzoek op het gebied van microbiologie en plantenfysiologie, kerndisciplines van de zich in snel tempo ontwikkelende hogeschool.

Temidden van prachtige laboratoria in de stijl van de Amsterdamse School werd onderzoek

gedaan, bijvoorbeeld in de veertig proefvakken die ieder een andere bodemsoort bevatten en zo indicaties konden geven over de relatie tussen grondsoort en plantengroei.

De onderzoekers van plantenfysiologie hadden proefbakken tot hun beschikking waarin via een ingenieus systeem de grondwaterstand kon worden gevarieerd en waarmee de invloed op de wortelgroei kon worden getoetst. Daar was ook een wortelkelder, met glazen wanden om de wortelgroei van planten te bestuderen. In de volle grond werden wisselende proeven gedaan met irissen, hyacinten, tulpen en andere gewassen. Het beroemde ‘trekken van bollen’ werd hier ontwikkeld. Aan de overkant van de Generaal Foulkesweg ontwikkelde zich in het Arboretum De Dreyen langzamerhand een indrukwekkende collectie van bomen en planten. Het standbeeld van Linnaeus, de grondlegger van de plantensystematiek staat beschut in het hart van het arboretum. Inmiddels is er ook tropische kas waar diverse uitheemse gewassen zijn te aanschouwen. Gelegen op de berg met een fantastisch uitzicht was het niet verwonderlijk dat ook de discipline landmeetkunde er een plek zocht en vond. De hoge toren geeft rondom zicht op zowel de Betuwe als de Veluwe en de Gelderse Vallei. Op het grasveldje aan de voorzijde kregen de studenten de beginselen van de edele kunst van het landmeten bijgebracht.

Een uitzonderlijke combinatie van toparchitectuur

Waarschijnlijk zijn de laboratoria (1922) van Cornelis Jouke Blaauw voor Microbiologie en Plantenfysiologie – de eerste laboratoria die voor de

toen kersverse Landbouwhogeschool werden gebouwd – het meest in het oogspringend.

Expressieve, organisch gevormde kunstwerken zijnhet, ze lijken wel geboetseerd en uit de aarde ‘omhoog getrokken’. Niet voor niets kreeg het lab voor plantenfysiologie de bijnaam Het Schip van Blaauw. De gebouwen zijn ontworpen in de stijl van de Amsterdamse School die aan het begin van de 20e eeuw gedurende een korte tijd werd bedreven en verwantschap heeft met het expressionisme en de Jugendstil. Bij de ingang van het complex staat een bijbehorende tuinmanswoning.

De stap naar het Laboratorium voor Landmeetkunde (1953) is even groot als bijzonder, temeer omdat de architect Frants Röntgen in zijn jeugdjaren eveneens behoorde tot de kring van de Amsterdamse School. Landmeetkunde is een typisch voorbeeld van het Nieuwe Bouwen met heldere strakke lijnen en gebruik van witte baksteen en metaal. De uitzonderlijke raampartij aan de zuidzijde en de ranke toren versterken het functionele karakter van de architectuur die ten dienste stond van het onderwijs in de landmeetkunde.

Al deze gebouwen zijn in opdracht van de Landbouwhogeschool gemaakt voor landbouwkundig onderzoek en onderwijs. Ze werden ontworpen onder regie van de Rijksgebouwendienst en ieder gebouw is een voorbeeld van eigentijdse architectuur. Dat geldt ook voor de gebouwen in de directe omgeving: het gebouw van Plantentaxonomie (destijds het Hoofdgebouw van de Rijks Tuinbouwschool, in 1896 ontworpen door Van Lokhorst), de Dreyenborch (in 1961 ontworpen door Van Tijen) en ook het Botanische Laboratorium (ontworpen door Mecanoo architecten in 1990). Dat laatste gebouw kreeg de naam ‘De Banaan’ mee. Het is plastisch en tegelijkertijd zakelijk. Het standbeeld van Linnaeus, de grondlegger van de plantensystematiek staat beschut in het hart van het arboretum. Inmiddels is er ook tropische kas waar diverse uitheemse gewassen zijn te aanschouwen. Gelegen op de berg met een fantastisch uitzicht was het niet verwonderlijk dat ook de discipline landmeetkunde er een plek zocht en vond. De hoge toren geeft rondom zicht op zowel de Betuwe als de Veluwe en de Gelderse Vallei. Op het grasveldje aan de voorzijde kregen de studenten de beginselen van de edele kunst van het landmeten bijgebracht.